In deze interlandvrije periode werken de nationale teams routineus de doorgaans obligate oefenpotjes af. De bondcoaches krijgen de mogelijkheid te experimenteren, neo-internationals grijpen hun kans en de voetbalbonden zijn weer even verzekerd van inkomsten. Afgelopen woensdag was er echter een affiche dat mijn speciale belangstelling trok. In het Stade de France voltrok zich een replica van de finale van het wereldkampioenschap 1998: Frankrijk - Brazilie.

In mijn optiek nog steeds het beste en meest kleurrijke landentoernooi dat ik bewust mee heb gemaakt. Mijn perceptie is hoogstwaarschijnlijk gekleurd door jeugdsentiment, als 12-jarig jongetje mocht ik aanwezig zijn bij de openingswedstrijd van Nederland in hetzelfde Stade de France. Ondanks de kleurloze 0-0 en de aftocht van een nog zeer beloftevolle Patrick Kluivert na een handgemeen met Lorenzo Staelens maakte de entourage in Parijs een blijvende indruk op me. Het Nederlands Elftal bezat een ideale mix van internationaal inmiddels groot geworden Ajacieden aangevuld met een colonne PSV’ers op de drempel daarvan. Onder leiding van een nog weinig corpulente Guus Hiddink bereikte oranje slechts door misfortuin de finale niet. Daarin was het overigens een schier onverslaanbare opponent tegengekomen.

 

Het Franse elftal uit ‘98 is nu een schoolvoorbeeld van ‘right time, right place’.  De Europees Kampioen van ’84 maakte furore met haar gracieuze middenveld, de Platini en Tigana van ’98 luisterde nu naar de namen Zidane en Deschamps en ondanks een vroege uitsluiting in het toernooi door een rode kaart (geniale gek?) keerde de meester op tijd terug om Les Bleus naar de eerste wereldtitel te koppen in de finale tegen Brazilië. Een finale die nog steeds gepaard gaat met mysteries, want wat gebeurde er nu precies in de rust met de vooraf tot in de hemel met verwachtingen verzwaarde Ronaldo zodat hij slechts als een schim in de finale acteerde? Gaf de rituele kus van Lorent Blanc op het kale hoofd van doelman Fabien Barthez de Fransen echt kracht?


Hoe dan ook, de rood-wit-blauwen zijn het spoor de laatste jaren bijster. Onder leiding van een bondscoach die zijn opstelling liet afhangen door de astrologie bereikte Frankrijk afgelopen zomer een dieptepunt. Over het inspiratieloze spel en de werkweigering van de Franse paradepaardjes werd schande gesproken tot aan het parlement aan toe. De mogelijkheden van Les Bleus blijven echter altijd aanwezig. Door de erfenis van de vroegere koloniën door de mercantilistische grootmacht van weleer kan de bondscoach putten uit de grootste talenten oorspronkelijk afkomstig uit Afrika. Deze mix van nationaal chauvinisme en speelsheid moet welhaast gaan leiden tot nieuw succes. Gehuld in een door Nike verzorgde retro-versie van het klassieke blauwe shirt is er op het oog in ieder geval een nieuw elan. Nu op het veld nog.

 

Columnist: Barend Tensen